Your browser does not support viewing this document. Click here to download the document.
Weetjes over de periode '14-'18 van de gemeentes die we doorkruisen
Gits (Hooglede)
19 oktober 1914 is in Gits (Hooglede) de geschiedenis ingegaan als ‘Schuwe Maandag’. Franse soldaten beschieten Duitsers in de buurt van Gits. De Duitsers, denkende dat ze werden beschoten door burgers, nemen wraak door huizen te plunderen en in brand te steken. Er vallen veel burgerslachtoffers. Na Schuwe Maandag wordt Gits Duits gebied. Gezinnen worden verplicht onderdak te bieden aan Duitse soldaten.
In de zomer van 1917 plannen de Britten een aanval op Duitse stellingen. De Duitse bezetters geven op 1 augustus het bevel aan de burgers van Gits dat ze zich moeten klaarmaken om te vluchten. Vele Gitsenaren vertrekken naar Limburg. De Duitse militaire begraafplaats van Hooglede is één van de vier grote Duitse verzamelbegraafplaatsen uit de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen. 8247 grafstenen zijn de stille getuigen van de Groote Oorlog. |
Kortemark
In Kortemark werd aan het begin van de oorlog een burgerwacht ingesteld, bestaande uit brandweermannen en vrijwilligers. Ze kregen oude geweren tot hun beschikking en moesten vooral strategische punten als bruggen en spoorwegen bewaken. Ze mochten ook ten strijde trekken tegen rondtrekkende Duitse verkenners. In de loop van de oorlog werden tienduizenden soldaten ingekwartierd in de dorpen van Kortemark. Naargelang de oorlog verliep groeide het vertrouwen tussen de burgers en de soldaten. Door het hoge aantal soldaten die afzakten werden vaak ook burgerwoningen gebruikt voor hun inkwartiering. De burgers kregen hiervoor een vergoeding. Later in de oorlog werden in vooral Zarren barakken opgetrokken waar ze terecht konden. Ook grotere gebouwen zoals kloosters, scholen, kerken, … werden regelmatig gebruikt om soldaten een slaapplaats te bieden. Om die reden was het grootste geweld in Zarren te vinden. Voor de gemeente Kortemark kwam de oorlogsgruwel na de 3e slag bij Ieper in 1917 wat dichterbij. De dorpen werden geëvacueerd door de voortdurende beschietingen en de begraafplaatsen groeiden plots spectaculair. Niet enkel Zarren kwam nu onder vuur te liggen, maar ook de andere deelgemeenten kregen het zwaar te verduren. De vele bombardementen zorgden voor heel wat dodelijke slachtoffers bij zowel bevolking als militairen. De massaal geëvacueerde bevolking werd grotendeels richting Limburg verdreven.
|
Koekelare
Hoe dicht Koekelare in de Eerste Wereldoorlog ook bij het Duitse front lag, toch werd de gemeente nooit ontruimd. De burgers mochten er blijven wonen, doch moesten wel lijdzaam toezien hoe de bezetter hun leven aan banden legde. Vier jaar lang zwaaide de Ortskommandant de plak. Zijn verordeningen zouden de bewegingsvrijheid drastisch inperken. Zo mocht niemand de gemeente verlaten, tenzij met een pas waarop bestemming en tijdstip vermeld stonden. De ene plakbrief na de andere volgde elkaar op. Zo werden burgers verplicht officieren op straat te groeten en kwam het bevel om minstens eenmaal daags de straten in de dorpskom vegen. Buiten het dorp moesten landbouwers lijdzaam toezien hoe steeds nieuwe troepen hun huizen, schuren en stallingen inpalmden.
|
Diksmuide
Op 18 oktober 1914 gaat de Slag om de IJzer van start. Diksmuide komt onder vuur maar de Belgische troepen wijken niet. Lombardsijde wordt enkele uren later ingenomen nadat de Duitsers het kanaal Passendale-Nieuwpoort zijn overgestoken. Diezelfde dag moeten de Belgen bijna al hun voorposten opgeven. En op 20 oktober 1914 staan de Duitsers aan de IJzer.
De nacht van 24 op 25 oktober blijft rustig, iedereen is bekaf. De volgende dag, 25 oktober, na het optrekken van de ochtendmist, begint de beschieting op de stad Diksmuide weer. Maar er is een betrekkelijke rust, een pauze, iedereen vertoont tekenen van vermoeidheid. De Belgen kunnen niet meer, zijn aan het eind van hun krachten en na 10 dagen vechten zonder fatsoenlijke artillerieondersteuning wordt een terugtrekking naar Duinkerken overwogen. Maar tijdens een ontmoedigende krijgsraad waar toevallig Foch (maarschalk van Frankrijk) telefonisch aan deelneemt, wordt uiteindelijk besloten de sluizen bij Nieuwpoort te openen en zodoende het land geleidelijk onder water te zetten. De uitgeputte Belgische troepen van kolonel Jacques worden in de morgen van 26 oktober afgelost door twee bataljons Senegalezen, en een Belgisch bataljon van de 1st ligne. De Duitsers voor Diksmuide gunnen zich na de gruwelijke en spookachtige nachtaanval 2 dagen de tijd om een nieuwe aanval voor te bereiden, Onder de dagelijkse bombardementen houdt Diksmuide stand. De Duitsers trachten tussen Nieuwpoort en Diksmuide door te breken. Het regent elke dag en de modder maakt de loopgraven onbruikbaar. De Fusiliers Marins, verkleumd, tot aan de knieën in het water rillend van de koude of koorts, blootvoets en ziek, houden stand samen met de Belgen en de Senegalezen. |
Veurne
De Duitse troepen worden tot halt geroepen aan de IJzer. Veurne ligt achter de IJzer en blijft daarom gedurende de hele oorlog vrij van de Duitse bezetting. Dit wil echter niet zeggen dat de stad niet geconfronteerd wordt met het oorlogsgeweld. De stad Veurne is een belangrijke plek voor het transport van legermateriaal en er vinden ook heel wat militaire activiteiten plaats. Omwille van deze activiteiten wordt de stad heel vaak beschoten door de Duitse artillerie. Granaten en obussen vernielen huizen en mensenlevens. De stad wordt echter gered van de verdere vernieling door Generaal Michel. Vanaf juli 1915 zet deze bevelhebber van de 4e legerdivisie alles in het werk om de toevoerlijnen rond de stad te leggen en alle militaire activiteiten uit de stad te weren. Terwijl de steden Nieuwpoort, Diksmuide en Ieper systematisch tot puin worden herleid, blijft Veurne dankzij het statuut van Open Stad grotendeels vrij van stelselmatige beschietingen. De Duitse troepen hebben geen reden meer om de stad te beschieten. Begin 1918 verandert dit echter. Tijdens het Duits lenteoffensief vanaf maart 1918 wordt ook Veurne systematisch door Duitse kanonnen bestookt met grote materiële schade tot gevolg. Gelukkig valt het Duitse lenteoffensief stil en komt de stad Veurne vrij ongeschonden uit de wereldbrand.
|
Alveringem
Tijdens de Eerste Wereldoorlog speelt Alveringem, als een van de eerste bewoonde dorpen achter het IJzerfront, een cruciale rol, onder meer als logistiek knooppunt en als draaischijf in de medische verzorging. Vier lange jaren is het een kruispunt van leven en dood. Tegelijk is Alveringem ook het dorp van de controversiële priester-dichter Cyriel Verschaeve, die tijdens de Groote Oorlog uitgroeit tot een boegbeeld van het Vlaams-nationalisme. |
Lo-Reninge
'Den 2, 3 tot den 8 Februarie viel er niets voor dan nu en dan een enkel schot. Den 8e Februarie om 6 uren s’avond kwam er bericht dat wij moest posietie nemen op de Route van Reninghen (nvdr: Lo-Reninge) naar Woeste (nvdr: Woesten), tot aan de Molenhoek genaamd voor dat wij goed gingen van Reninghen wier den boer Prooi doodgeschoten; Zoo kwamen in een klein boschje aan en gingen daar posietie nemen, vlak voor een klein hoeveke en sliepen daar ook, juist de mannen die de wacht waren aan de stukken die moesten daar blijven waken. Zoo sliep ik en all de mannen in een klein schuur waar 1 kooi en 1 varkens stond. Het was bij een oud vrouwtje genaamd Chelie Vermond, Ww 86 jaar oud. De dagen vlogen daar voor bij. Er stonden rond ons kanons vele Fransche Batterijen en die gaven veel vuur, maar wij schoten nu en dan eens, en eenen dag moesten wij onze posietie versterken en dan weer boomen afhakken en zelf de offecieren werkten daar mede en er werden veel wachten gedaan; Ik kost daar aan goed tabak geraken bij een klein boerken die zijn 2 zoons soldaat waren.'
(Henricus Josephus Cloots, 2/02/1915) |
Vleteren
Ook Vleteren heeft sporen van ‘den Grooten Oorlog’, onder de vorm van een aantal militaire begraafplaatsen. Het dorp Westvleteren lag tijdens de oorlog in geallieerd gebied, zo'n acht kilometer ten westen van het front dat aan de Ieperlee lag. De Fransen begroeven hier in het najaar van 1914 gesneuvelden uit de sector Boezinge. Tijdens de oorlog werden gewonden onder meer geëvacueerd via Westvleteren, dat in het rustkantonnement van de sector Fort Knokke-Drie Grachten lag.
|
Poperinge
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Poperinge, samen met Veurne, de enige Belgische stad die niet door de Duitsers werd bezet. De Lijssenthoek Military Cemetery is de tweede grootste Britse begraafplaats van de Eerste Wereldoorlog (10.800 zerken). Ze lag vlak bij een groot veldhospitaal en dat verklaart waarom men hier ook graven aantreft van een Britse verpleegster, Chinezen, Amerikanen, Fransen en Duitsers.
|
Bailleul (France)
De grensstad Bailleul, in het Nederlands Belle genoemd, kent in 1914 een kortstondige bezetting. Al gauw wordt het stadje een achterhoedebasis voor de divisies van het Britse leger die bij de veldslagen in Vlaanderen betrokken zijn. Op 15 april 1918 nemen de Duitsers de stad in tijdens hun algemene offensief in het westen, de Kaiserschlacht.
Meer dan drie maanden lang, tot aan de bevrijding op 31 juli, regent het vrijwel dagelijks Britse en vervolgens Franse bommen op het stadje. Meer dan 100.000 granaten verwoesten 98 procent van de stad. Het belfort uit 1686, met op de torenspits de zeemeermin Mélusine die over de stad waakt, bezwijkt ook. Alleen de oude wachtzaal uit de dertiende eeuw aan de voet van het gebouw overleeft het oorlogsgeweld. |
Staden
In Staden bleven op 19 oktober 1914 (= Schuwe Maandag) steeds Franse soldaten aankomen. De Duitsers rukten verder massaal op en namen Gits en Hooglede in die dag.Tijdens de nacht van 19 en 20 oktober brak de hel los in Staden. Er waren hevige gevechten tussen Franse en Duitse soldaten en op 20 oktober was Staden volledig in Duitse handen. Op diezelfde dag gingen heel wat Westrozebekenaars op de vlucht en werd het dorp bezet door de Duitsers. Ook Oostnieuwkerke was grotendeels verlaten en werd zonder slag of stoot ingenomen. Ingelmunster werd helemaal gespaard van de gruwel van Schuwe Maandag en werd gebruikt als draaischijf voor goederen.
|
Houthulst
In de namiddag van 22 april 1915 werden in het bos Houthulst voor het eerst in de geschiedenis soldaten met gifgas bestookt. Het waren Duitsers die dit wapen hadden bedacht. Toen de geelgroene wolk wegtrok, lagen vijfduizend geallieerde soldaten blauw en dood in hun loopgraven en waren er tienduizend voor het leven invalide. De bomen van Houthulst verborgen nog meer. Verscholen tussen het ontluikend groen bevond zich een open vlakte met tien betonnen platforms, elk omgeven door een lage aarden wal. Daar lagen ze, opgestapeld op houten pallets, soms ook gewoon op de grond: tientallen, honderden, duizenden granaten - nog steeds gevuld met dodelijk chloorgas, mosterdgas, fosgeengas. Achttienduizend blindgangers uit die Eerste Wereldoorlog. Driehonderdduizend kilo. Voldoende voor het uitroeien van miljoenen mensen. En iedere dag kwamen er meer bij...
|
Langemark-Poelkapelle
Langemark-Poelkapelle was vier jaar lang het decor van de allereerste Wereldbrand. Liggend tussen het kanaal Ieper-Ijzer en de zwaarbevochten heuvelkam van Westrozebeke tot Wijtschate, maakt het deel uit van de Ypres Salient. Na 4 jaar was de gemeente van de kaart geveegd.. Langemark-Poelkapelle is gekend om de Langemarck-mythe, het allereerste gebruik van chloorgas, de derde slag om Ieper en de vermiste Franse piloot Guynemer.
|
Zonnebeke
'Vanaf dinsdag 20 oktober 1914 wordt in Zonnebeke fel gevochten rond de Broodseinde en begint de grote uittocht. Massaal slaan de Zonnebekenaars op de vlucht. Waar zij naar toe trokken werd nog nooit onderzocht. Mijn grootouders met hun vier zonen trokken eerst naar Godewaersvelde in Frankrijk, aan de voet van de Catsberg, en eind juli 1915 naar Angers. Zij bleven er tot einde september 1919. In Angers waren zij niet de enige Zonnebekenaren. Nog ongeveer 25 andere Zonnebeekse families staan vermeld op een naamlijst uit 1915.'
(Daniël Hoflack) |
Ieper
Tijdens de volledige duur van de Eerste Wereldoorlog was de stad aan drie zijden omringd door Duitse troepen, door de Britse verdedigers werd deze boog in het front de Ypres Salient genoemd. Eenzelfde situatie deed zich eveneens voor, verder naar het zuidoosten, bij de Franse stad Verdun.
De Duitsers slaagden er niet in de stad te veroveren. De Duitse cavalerie had - nog voor de gevechten begonnen rond Ieper - de stad kunnen binnendringen en doortrekken; deze veldtocht duurde maar enkele dagen. Ondanks een aantal groots opgezette veldslagen die aan 500.000 soldaten het leven kostten bleef Ieper uit handen van de Duitsers. |
Heuvelland
Heuvelland draagt zichtbaar de sporen van de Eerste Wereldoorlog. De bloedigste wapenfeiten op het grondgebied Heuvelland waren de Mijnenslag van 7 juni 1917 en de Slag om de Kemmelberg in april 1918. De talrijke bunkers, mijnkraters, luisterschachten, militaire begraafplaatsen en oorlogsmonumenten zijn blijvende littekens die het verhaal van de Eerste Wereldoorlog in onze contreien vertellen.
|
Mesen
De eerste slag om Mesen vond plaats tussen 30 oktober en 3 november 1914, beter gekend als de slag van het London Scottish Regiment. De tweede slag om Mesen vond plaats op 7 juni 1917, ook de Mijnenslag van Mesen genoemd. Op deze dag ontploften 19 mijnen, met een totaal van 409.688 kg explosieven, onder Duitse stellingen. 25.000 Duitse en 17.000 Britse soldaten kwamen hierbij om het leven. In april 1918 werd Mesen terug door de Duitsers heroverd om dan definitief op 28 september 1918 bevrijd te worden door de Australiërs.
|
Komen-Waasten
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Waasten volledig verwoest. De Duitsers groeven onder de ruïnes een uitgebreid net van gangen op 8 tot 10 meter diepte. Deze gangen leidden naar bomvrije schuilplaatsen.
Met uitzondering van twee weken verlof in maart, die hij in Londen doorbracht, bleef Winston Churchill drie maanden (1916) bij het bataljon in Ploegsteert. Toen werd zijn bataljon samengevoegd met een ander. Churchill raakte zijn commando kwijt en hield het voor bekeken. Hij was al die tijd parlementslid gebleven – tijdens zijn verlof hield hij zelfs een rede in het Lagerhuis – en vroeg ontslag aan om zijn parlementair werk te hervatten. Dit werd hem meteen (7 mei) verleend. Het zou nog meer dan een jaar duren vooraleer hij opnieuw minister werd. In die tijd verdrong hij zijn frustraties vooral met schilderen. Hij had leren schilderen om uit zijn depressie te geraken. Een van zijn eerste werken, uit 1916, toont Ploegsteert onder vuur. De drie maanden verblijf van Churchill aan het front hebben weinig sporen nagelaten. In Ploegsteert staat een monument dat aan hem herinnert. |